Nieuw artikel in de Stanford Encyclopedia of Philosophy

Ga naar de inhoud

Nieuw artikel in de Stanford Encyclopedia of Philosophy

Spinoza
Gepubliceerd door Jan Mendrik in recensie · 30 januari 2022
Tags: Epistemology_Stanford
De Stanford Encyclopedia of Philosophy is een onuitputtelijke bron van filosofische informatie. De schrijvers worden met zorg uitgezocht. Er zijn reeds vele artikelen opgenomen over Spinoza. Naast een algemene inleiding over zijn leven en werk door Steven Nadler zijn er artikelen over specifieke onderwerpen zoals, Spinoza’s politieke filosofie, zijn theorie over substantie en modi, zijn fysica, zijn psychologie enz.  Onlangs (10 januari 2022) werd een artikel toegevoegd over Spinoza’s Epistemologie en Filosofie van de geest. Het is geschreven door Karolina Hübner, Associate Professor aan de Cornell University. Ze is ook verbonden aan de Universiteit van Groningen.
Het artikel is best taai om te lezen en veel onderdelen zijn nog onderwerp van discussie onder Spinoza-onderzoekers. Hübner geeft daar ook verwijzingen naar.

Epistemologie
Over Epistemologie (wat is kennis, wat kan ik weten, hoe wordt kennis vergaard?) heeft Spinoza veel te vertellen. Hübner belicht de kernvragen:

De mogelijkheid om de werkelijkheid te kennen
Is het volgens Spinoza überhaupt mogelijk de werkelijkheid te kennen? Spinoza is hier niet eenduidig over. Enerzijds suggereert hij dat de mens de waarheid moet kunnen kennen. Suggereert want hij zegt het nergens erg duidelijk. Indirect zou je het kunnen afleiden uit o.a. E1 st 11 alt 1 (Ethica hoofdstuk 1, stelling 11, alternatief 1):
“van elke zaak moet men de oorzaak aanwijzen of de reden, zowel waarom het bestaat als waarom het niet bestaat”. Als je de oorzaak moet aanwijzen dan moet je die dus ook wel kennen. Anderzijds schrijft Spinoza in §100 van de TIE (Verhandeling over de verbetering van het verstand) dat dit onmogelijk is vanwege onze menselijk zwakheid. We kunnen niet alle gevolgen overzien die slechts uit hun oorzaken te begrijpen zijn. Dat is gewoon veel te veel voor ons begrip.
Hübner geeft ook aan dat dit binnen de kringen van Spinoza-onderzoekers, waaraan in het artikel ook wordt gerefereerd, een onderwerp van polemiek is.

Welke kennis onderscheidt Spinoza en waarom is die belangrijk?
Om welke kennis gaat het? Hübner gaat hier uiteraard in op de drie soorten van kennis die Spinoza onderscheidt: imaginatio, rede en intuïtie (1e, 2e en 3e kennissoort).
Met name de kennis door intuïtie is belangrijk omdat die tot de hoogste gelukzaligheid leidt. De vraag is in welke mate we daar toegang toe hebben. In E5 St25 zegt Spinoza: "De hoogste drang van de geest en de hoogste daadkracht is de zaken te begrijpen op de derde manier van kennen".
"Bewijs: … de derde manier van kennen vertrekt van het adequate idee van sommige attributen van God en leidt tot adequate kennis van de essentie van de zaken en hoe meer we de zaken op die manier begrijpen, hoe meer we God begrijpen …"
Maar misschien hoeven we niet alles te weten en te begrijpen, we zijn als mens tenslotte beperkt. Spinoza sorteert daar al op voor:
In E2-voorwoord zegt hij: "​Ik ga nu over tot de verklaring van wat noodzakelijkerwijs moet gevolgd zijn uit de essentie van God, een eeuwig en onbegrensd wezen. Maar niet van alles, maar enkel wat ons als het ware bij de hand kan leiden tot de kennis van het menselijk gemoed en zijn hoogste gelukzaligheid".
Hij gaat er blijkbaar van uit dat we niet alles kunnen weten maar wel genoeg om de kennis te verwerven die nodig is om de hoogste gelukzaligheid te bereiken.
 
Filosofie van de geest
De filosofie van de geest is de studie van de geest, de mentale processen, de mentale functies, de mentale eigenschappen en het bewustzijn en hun verhouding tot het fysieke lichaam: het zogenoemde lichaam-geestprobleem. (bron Wikipedia).
 
Hoe vormt de menselijke geest haar ideeën?
Spinoza (E2 st13) zegt: "Het object van het idee dat de menselijk geest uitmaakt, is een lichaam, oftewel: een zekere modus van uitgebreidheid die daadwerkelijk bestaat, en niets anders".
Met een lichaam wordt volgens Hübner eenduidig het menselijk lichaam bedoeld dat bij de geest van de persoon hoort. Maar als de geest alleen ons eigen lichaam kent hoe kennen we dan de andere mensen en de dingen in de wereld? Dat weten we uitsluitend via de indrukken van het eigen lichaam (waaronder onze zintuigen).
Van ons lichaam weten we overigens niet alles. Wat er bijvoorbeeld in een cel gebeurt blijft voor ons verborgen. Dus de indrukken zijn nogal subjectief en fragmentarisch. We weten alleen de belangrijkste dingen.
 
En bewustzijn?
Hübner heeft het over Spinoza's begrip van "ideeën van ideeën" als onderdeel van ons bewustzijn. Bijvoorbeeld kennis over goed en kwaad (E4 st 8). Of E3 st9 scholium, waarin Spinoza spreekt over de “wil” als een streven dat op de geest slaat". Een wil die overigens niet bestaat: E1 appendix: "… alles (is) door God vooraf bepaald maar niet vanuit de vrijheid van een wil  …"
Spinoza onderscheidt deze dingen wel maar wijdt over bewustzijn als zodanig niet uitvoerig uit.
 
Parallellisme
Het feit dat de menselijke geest uitsluitend op het lichaam betrekking heeft wil overigens niet zeggen dat geest (attribuut “denken”) en lichaam (attribuut “uitgebreidheid”) elkaar kunnen beïnvloeden. In E3 st2 schrijft Spinoza: “het lichaam kan de geest niet tot denken aanzetten en de geest het lichaam niet tot beweging, rust of - indien dat bestaat - iets anders”. Dit staat bekend als de attribute barrier. Hübner besteedt daar wel op verschillende plekken van het artikel aandacht aan. De beide attributen "denken" en "uitgebreidheid" (geest en lichaam) volgen parallel hun eigen logica en weg, ze volgen ieder voor zich de zelfde, causale, orde. E2 st7, “De orde en het verband van ideeën is identiek met de orde en het verband van zaken”. Hübner besteedt aandacht aan de (schijnbare) tegenstelling van dit parallellisme met de opvatting dat de geest steeds betrekking heeft op het lichaam.
 
Overige onderwerpen
Daarnaast besteedt Hübner aandacht aan zaken als: wat zijn adequate ideeën en wat zijn inadequate ideeën; hoe herkennen we een waar (adequaat) idee?; panpsychisme: hoe passen de individuele menselijke ideeën in het totaal van Gods oneindige intellect?; hoe kunnen we eeuwigheid van de geest opvatten?
 
Conclusie
Hübner geeft aan dat er binnen de wereld van Spinoza-onderzoekers verschillende opvattingen zijn en ze geeft veel referenties waardoor het document een weerslag lijkt te zijn van de huidige stand van zaken in het Spinoza-onderzoek op het gebied van epistemologie en filosofie van de geest. In hoeverre dit helemaal dekkend is kan ik niet overzien. In elk geval zijn er ook dingen die ze niet bespreekt en waarvan het toch interessant zou zijn om ze belicht te zien. Zoals de ontdekkingen van de moderne neurofysiologie waaruit blijkt dat lichaam en geest nauw verbonden zijn en opvattingen over de aard van de causaliteit binnen elk attribuut afzonderlijk.
 
In totaal is het een nogal gecompliceerd artikel dat zou winnen aan de toevoeging van een duidelijke probleemstelling aan het begin en een conclusie aan het eind. Er zijn andere onderzoekers die deze materie helderder uitgelegd hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan de hoorcolleges van Han van Ruler die ik onlangs weer eens beluisterde.

Een verdienste van Hübner is wel dat zij op veel punten verwezen heeft naar veel nog lopende discussies in de wereld van Spinoza specialisten, compleet met literatuurverwijzingen. Werk in uitvoering dus. Helaas wel uitsluitend Anglo-Amerikaans.



0
commentaren
Terug naar de inhoud