Interview met Herman de Dijn
Gepubliceerd door Jan Mendrik in Interview · woensdag 25 jun 2025 · 41:30
Spinoza: de weg van rede én intuïtie
Belangrijkste punten uit dit interview
- Herman de Dijn is emeritus hoogleraar van de KU Leuven. Zijn doctoraat in 1971 ging over Spinoza's kenleer. De Dijn doceerde wereldwijd en was onder meer voorzitter van de Vereniging Het Spinozahuis.
- Hij is gefascineerd door Spinoza’s Tractatus de Intellectus Emendatione (Verhandeling over de verbetering van het verstand), een vroeg en onvoltooid, maar moeilijk en diepgaand werk. Al in de Tractatus, zijn inleiding tot de filosofie, zoekt Spinoza naar de juiste filosofische methode van denken. Hij vermeldt twee methoden: de ‘logica’, de reflectieve methode die moet inleiden in de eigenlijke filosofie (de latere Ethica); deze laatste moet evenwel zelf op geometrische manier ontwikkeld worden. Het grondige onderzoekswerk aan de Tractatus gaf Herman de Dijn een groot genot. Geheel in de geest van Spinoza: de vreugde van het begrijpen.
- De Dijn gebruikt de hermeneutische (of interpretatieve) methode om Spinoza te begrijpen, om de tekst vanuit Spinoza’s tijd en cultuur toch naar zijn eigenlijke betekenis en inhoud te begrijpen. Dat is dezelfde methode die Spinoza gebruikte om de Bijbel te onderzoeken.
- In Spinoza’s hoofdwerk, de Ethica valt volgens de Dijn de ethiek stricto sensu in 2 essentiële delen uiteen: een ethiek van de ratio (Boek 4) en een ethiek van de intuïtie (Boek 5).
- De intuïtie is hoger dan de rationaliteit. Het is een direct inzicht en tegelijk een persoonlijke, existentiële ervaring, in tegenstelling tot de rede, die algemeen inzicht biedt. Die intuïtie wordt vaak beter tot uitdrukking gebracht door kunstenaars, b.v. dichters, dan via onze rede.
- Spinoza is vaak politiek gebruikt. In de 70er en 80er jaren in Marxistische zin, daarna in liberale zin. De Dijn beschouwt Spinoza's filosofie als realistisch, niet idealistisch of utopisch zoals het marxisme, het liberalisme of het humanisme. Spinoza’s filosofie beschouwt de feitelijke aard van mens en samenleving. Juist door dat realisme is Spinoza’s politieke filosofie zo uniek.
- Spinoza stelt dat supranationale politiek en wereldregering fundamenteel onmogelijk zijn omdat staten de eigenlijke bron zijn van de soevereine macht, steunend op een gemeenschap van burgers verbonden en gebonden door historisch en cultureel bepaalde wetten. Uiteindelijk is het de pure macht en niet het recht die de verhouding tussen staten onderling bepaalt.
- Een ideale democratie, die zoals b.v. John Rawls dat wilde, gebaseerd is op een rationele consensus, is volgens Spinoza wensdenken omdat burgers en machtshebbers meer op emotie varen dan op de ratio.
- Volgens Spinoza is alles gedetermineerd, maar de complexiteit van de natuurlijke orde maakt het voor de mens onmogelijk die te doorzien en dus te voorzien. We hebben alleen het vermogen om achteraf te zien hoe het gelopen is; we kunnen daar eventueel wel lessen uit te trekken en hopen dat het in het vervolg toch beter gaat. Maar het blijft hopen zonder grond. Ook voor een rationeel individu geldt: ik weet het goede en ik doe toch het kwade. Uiteindelijk geldt voor de rationele mens: inzien dat dingen gebeuren zoals ze moeten gebeuren en blij zijn met dat begrip. Spinoza: “doe wel en wees blij”.
- De Dijn is enthousiast over Spinoza’s ideeën over de scheiding tussen wetenschap en religie. Het zijn verschillende werelden die ellende geven als je ze vermengt. Religie is een emotioneel moreel systeem verbonden met dogma’s en ceremonies, wetenschap en filosofie zijn rationaliteit op zoek naar de objectieve waarheid.
- De Dijn stelt, in tegenstelling tot Spinoza, dat de mens een "ritueel wezen" is, en dat rituelen, zoals het eren van de doden of de huwelijksceremonie, belangrijk zijn voor een gemeenschap, ook al zijn ze a-rationeel en niet direct nuttig (ze leiden integendeel tot verspilling).
- M.b.t. het maakbaarheidsdenken in onze maatschappij zegt de Dijn: de tech tycoons, die de wereld naar hun hand willen zetten handelen vanuit slecht-liberalisme, in de lijn van Ayn Rand. Maakbaarheid om in tijd van nood alle middelen te gebruiken dat is OK, maar het moeten middelen blijven. De samenleving en de medemens blijft het belangrijkst. Tenslotte zegt Spinoza: er is voor de mens niets nuttiger dan de mens (maar toch mag men de mens niet als middel zien).
Interview
Herman de Dijn kan je gerust de (nog altijd academisch actieve) nestor noemen van de Spinozadeskundigen in het Nederlandse taalgebied. In 1971 promoveerde hij aan de universiteit van Leuven over de kenleer van Spinoza, vanaf 1973 doceerde hij de geschiedenis van de moderne filosofie, aan dezelfde universiteit. Het meest hield hij zich bezig met Spinoza en Hume, maar zijn interesseveld is veel breder. Hij reisde de hele wereld over en doceerde in Japan, Mexico, Zuid-Afrika, Beijing, Amsterdam, Edinburg, Cambridge en Harvard.
Van 1989 tot 2002 was hij ook voorzitter van de Vereniging het Spinozahuis. In 2008 ging hij als hoogleraar met emeritaat.
Van 1989 tot 2002 was hij ook voorzitter van de Vereniging het Spinozahuis. In 2008 ging hij als hoogleraar met emeritaat.

We zitten in een tuinkamer in zijn huis in een rustige wijk van Leuven. Op de tafel liggen een aantal van zijn Spinoza boeken “in de aanslag”. De andere Spinoza, De uitgelezen Spinoza, Rituelen, De Doornen en de Roos en zijn eerste boek, The Way to Wisdom, eigenlijk een ode op Spinoza’s Tractatus de Intellectus Emendatione (de Dijn spreekt liefkozend over “de Tractatus”), dat boek steunt op zijn doctoraat uit 1971. Regelmatig zal hij in het gesprek aan deze boeken refereren.
De fascinatie voor Spinoza
Herman de Dijn loopt nog steeds warm voor de Tractatus, het meest persoonlijke werk van Spinoza, dat hij zijn hele leven lang wilde voltooien, maar dat desondanks toch onvoltooid is gebleven.
“Ik ben er met veel moeite in geslaagd een diepgaand doorzicht te krijgen in de Tractatus”, zegt hij. “Ik heb bestudeerd hoe de voortgang van de gedachte precies in elkaar zit. De Tractatus is Spinoza’s ‘logica’. Logica betekende in zijn tijd iets anders dan dat het nu betekent. Het is de weg naar, de inleiding tot de eigenlijke filosofie, bestaande in een methodische, reflectieve zoektocht naar de juiste kennis en methode bruikbaar in de filosofie als zodanig [1]. In die logica ontdekt Spinoza uiteindelijk de methode nodig om de filosofie zelf te ontwikkelen: dat is niet de logica, maar de synthetische geometrische (meetkundige) methode (à la Euclides en Hobbes).
Al dat uitzoekwerk gaf mij een geweldige voldoening. Ik kijk er nog steeds met plezier op terug. De inspanning en het genot tegelijkertijd om echt inzicht te verwerven.”
“Ik ben er met veel moeite in geslaagd een diepgaand doorzicht te krijgen in de Tractatus”, zegt hij. “Ik heb bestudeerd hoe de voortgang van de gedachte precies in elkaar zit. De Tractatus is Spinoza’s ‘logica’. Logica betekende in zijn tijd iets anders dan dat het nu betekent. Het is de weg naar, de inleiding tot de eigenlijke filosofie, bestaande in een methodische, reflectieve zoektocht naar de juiste kennis en methode bruikbaar in de filosofie als zodanig [1]. In die logica ontdekt Spinoza uiteindelijk de methode nodig om de filosofie zelf te ontwikkelen: dat is niet de logica, maar de synthetische geometrische (meetkundige) methode (à la Euclides en Hobbes).
Al dat uitzoekwerk gaf mij een geweldige voldoening. Ik kijk er nog steeds met plezier op terug. De inspanning en het genot tegelijkertijd om echt inzicht te verwerven.”
“Spinoza’s logica (de Tractatus), is heel waarschijnlijk zijn eerste, eigen werk. Het demonstreert dat Spinoza voor alles en van bij het begin een ethisch-religieus denker is, die zich afvraagt: wat is het ware goede, wat is het echte geluk? Dat blijkt uit de fameuze, ‘existentiële’ beginparagrafen van de Tractatus: een korte inleiding op de logica, een inleiding dus op de inleiding tot de filosofie. De mooiste, hermeneutische analyse van die fameuze beginparagrafen van de Tractatus is te vinden bij Theo Zweerman. Zijn doctoraat (in Leuven) ging heel diep in op die beginparagrafen en is bewerkt tot een boek. Het boek werd eerst uitgegeven in het Frans. Paul Juffermans heeft geholpen met de Nederlandse vertaling van het Franse boek: Spinoza’s inleiding tot de filosofie. Een van de beste inleidingen in de filosofie van Spinoza. Zweerman was een hele goede filosoof, en tegelijk Franciscaan en theoloog, een merkwaardige combinatie. Een pater-Spinozist. Ook de professor die mij adviseerde bij mijn doctoraat in Leuven, Albert Dondeyne, was een priester. Ik wist toen zelf niet dat de boeken van Spinoza op de index stonden. Ik studeerde aan een katholieke universiteit en ging een doctoraat maken over Spinoza wiens boeken op de index stonden! Opmerkelijk genoeg bleek dat geen probleem.”
Over de hele wereld belangstelling voor Spinoza
Herman de Dijn doceerde in de hele wereld. Overal bleek men geïnteresseerd in Spinoza. Er was wel veel verschil in uitleg van Spinoza, in verschillende culturen is dat anders. Ik vraag hem: Hoe breng je dan toch de ideeën over zoals Spinoza het bedoelde, zodat die uitleg in verschillende culturen standhoudt?
“Je hebt een objectieve methode nodig om Spinoza te begrijpen”, zegt de Dijn. “Ik gebruik de hermeneutische methode, zoals Spinoza die ook zelf gebruikte in de Tractatus Theologico-Politicus (TTP, het Theologisch-Politieke Traktaat). In die methode gaat het er primair om een tekst diepgaand naar zijn betekenis te verstaan: eerst moet je de vraag stellen: wat staat er eigenlijk, wat bedoelt de schrijver, uitgaande van zijn tijd en zijn denkwereld? En pas daarna: is het waar wat ie zegt? Spinoza was een van de eersten die de hermeneutische methode toepaste. Mijn allereerste artikel uit 1967 gaat over die interpretatiemethode van Spinoza, een methode voor de studie van niet-wetenschappelijke teksten. Ik gebruik die methode, want Spinoza’s tekst is zelf geen wetenschap, het is filosofie.”
“In de TTP past Spinoza dus de hermeneutische methode toe op de tekst van de Bijbel. Om de Bijbel te begrijpen moet je de geschiedenis kennen, de taal en de maatschappij waar de teksten ontstaan zijn en je moet ook onderscheid maken tussen wat fundamenteel is en wat bijkomstig. Zo stel ik ook bij Spinoza zelf de vraag: wat is, gezien de context, de eigenlijke boodschap? De waarheidsvraag komt daarna. In andere landen en culturen geldt die methode ook: ook zij moeten Spinoza begrijpen vanuit zijn eigen tijd en cultuur en op basis van een zo objectief mogelijke interpretatie van de inhoud. Maar op elke plek in de wereld legt men toch eigen accenten. B.v. in Japan waren ze in het bijzonder geïnteresseerd in de kennis van de derde graad, de intuïtieve kennis [2], meer dan in de hele rest. Omdat ik beweerde dat de kennis van de derde graad (intuïtie) iets anders is dan de rationaliteit (ratio, kennis van de 2e graad). Er is iets hogers dan de rationaliteit. Intuïtie, ik interpreteer dat als een meditatietechniek, niet zoals yoga, maar veeleer vergelijkbaar met het boeddhistische zazen (letterlijk ‘zitten’). Je moet gaan zitten, en over je ervaringen en emoties van het moment reflecteren, wel vanuit het rationeel inzicht in de menselijke psychè dat je al verworven hebt. Als je dat inzicht in jezelf dan kunt verbinden met de Godsidee kan je kennis van de derde graad bereiken. Dat vonden ze mooi.”
“Je hebt een objectieve methode nodig om Spinoza te begrijpen”, zegt de Dijn. “Ik gebruik de hermeneutische methode, zoals Spinoza die ook zelf gebruikte in de Tractatus Theologico-Politicus (TTP, het Theologisch-Politieke Traktaat). In die methode gaat het er primair om een tekst diepgaand naar zijn betekenis te verstaan: eerst moet je de vraag stellen: wat staat er eigenlijk, wat bedoelt de schrijver, uitgaande van zijn tijd en zijn denkwereld? En pas daarna: is het waar wat ie zegt? Spinoza was een van de eersten die de hermeneutische methode toepaste. Mijn allereerste artikel uit 1967 gaat over die interpretatiemethode van Spinoza, een methode voor de studie van niet-wetenschappelijke teksten. Ik gebruik die methode, want Spinoza’s tekst is zelf geen wetenschap, het is filosofie.”
“In de TTP past Spinoza dus de hermeneutische methode toe op de tekst van de Bijbel. Om de Bijbel te begrijpen moet je de geschiedenis kennen, de taal en de maatschappij waar de teksten ontstaan zijn en je moet ook onderscheid maken tussen wat fundamenteel is en wat bijkomstig. Zo stel ik ook bij Spinoza zelf de vraag: wat is, gezien de context, de eigenlijke boodschap? De waarheidsvraag komt daarna. In andere landen en culturen geldt die methode ook: ook zij moeten Spinoza begrijpen vanuit zijn eigen tijd en cultuur en op basis van een zo objectief mogelijke interpretatie van de inhoud. Maar op elke plek in de wereld legt men toch eigen accenten. B.v. in Japan waren ze in het bijzonder geïnteresseerd in de kennis van de derde graad, de intuïtieve kennis [2], meer dan in de hele rest. Omdat ik beweerde dat de kennis van de derde graad (intuïtie) iets anders is dan de rationaliteit (ratio, kennis van de 2e graad). Er is iets hogers dan de rationaliteit. Intuïtie, ik interpreteer dat als een meditatietechniek, niet zoals yoga, maar veeleer vergelijkbaar met het boeddhistische zazen (letterlijk ‘zitten’). Je moet gaan zitten, en over je ervaringen en emoties van het moment reflecteren, wel vanuit het rationeel inzicht in de menselijke psychè dat je al verworven hebt. Als je dat inzicht in jezelf dan kunt verbinden met de Godsidee kan je kennis van de derde graad bereiken. Dat vonden ze mooi.”
De weg naar de intellectuele liefde tot God
Pas je die meditatie zelf ook toe?
“Nee, ik doe zelf niet aan yoga of zazen of zoiets. De vraag is wat wil je? Wat ik wilde en wil, als academicus en filosoof, is “verstaan”. Ik benader Spinoza niet, zoals sommigen tegenwoordig, vanuit een existentiële nood of omdat ik uit een religie zou zijn gevallen. Dat kan uiteraard voor die mensen belangrijk zijn, maar ik zoek iets anders. Ik wilde en wil vooral weten wat Spinoza precies bedoelde in al die moeilijke teksten van hem. Ik wilde begrijpen wat er echt staat. Ik zie Spinoza als een vriend: ook geobsedeerd door begrijpen. De vreugde van het begrijpen zelf, van een tekst of van de realiteit: dat is iets dat ik bij Spinoza steeds heb ervaren en bewonderd.”
“Spinoza heeft in zijn filosofie, vanaf de Tractatus al, tegelijk een ultiem doel, het ware en hoogste geluk, dat je bereikt door intuïtieve kennis. De vraag die ik me stelde was: wat zegt Spinoza ons precies over de weg daarnaartoe. Dat staat in Boeken 4 en 5 van de Ethica. Als je die Boeken hermeneutisch probeert te begrijpen dan ontdek je dat er, wat betreft de ethiek in strikte zin, in de Ethica twee ethieken zitten, namelijk een ethica van de ratio (in Boek 4), en de ethica van de intuïtie (Boek 5). Fascinerend!”
“Spinoza kon, gezien zijn aard en de invloeden die hij onderging, niet anders dan de oude, gemeenschappelijke religie en moraal achter zich laten. Hij was een enkeling, ontvoogd van zijn gemeenschap (na de ban heeft hij nooit nog toenadering gezocht tot een of andere godsdienst). Hij stelde zich tot taak voor enkelingen zoals hij zelf een nieuwe filosofische ethiek en religie uit te vinden: een ethiek van de rede, aangevuld met een nieuwe religie, een nieuwe spiritualiteit (de intellectuele liefde tot God). Dat alles presteert hij in de boeken 4 en 5 van de Ethica. Eens je dat begrepen hebt, stelt zich de tweede vaag: wat doe je zelf met die kennis van Spinoza die je verworven hebt? Mijn antwoord is opnieuw: in mijn eigen leven was het verstaan van filosofische teksten het belangrijkst. Ik ben niet bezig geweest met het navolgen van de rationele levensregels die Spinoza in Boek 4 vermeldt, noch met mediteren zoals besproken in Boek 5 van de Ethica [3]. Toch zijn de inzichten van Spinoza mij niet vreemd. Zijn levensregels (dictamina rationis) zijn heel praktisch en bruikbaar. B.v. als je ziet dat je telkens in bepaalde situaties het verkeerde doet, dan moet je daarop letten en proberen die situaties te omzeilen. We noemen dat nu “nudging”. Als je vindt dat je gemakkelijk te veel snoep eet dan helpt het om niet naar een bepaald soort winkel te gaan en in elk geval niet om telkens snoep in huis te halen.”
“Nee, ik doe zelf niet aan yoga of zazen of zoiets. De vraag is wat wil je? Wat ik wilde en wil, als academicus en filosoof, is “verstaan”. Ik benader Spinoza niet, zoals sommigen tegenwoordig, vanuit een existentiële nood of omdat ik uit een religie zou zijn gevallen. Dat kan uiteraard voor die mensen belangrijk zijn, maar ik zoek iets anders. Ik wilde en wil vooral weten wat Spinoza precies bedoelde in al die moeilijke teksten van hem. Ik wilde begrijpen wat er echt staat. Ik zie Spinoza als een vriend: ook geobsedeerd door begrijpen. De vreugde van het begrijpen zelf, van een tekst of van de realiteit: dat is iets dat ik bij Spinoza steeds heb ervaren en bewonderd.”
“Spinoza heeft in zijn filosofie, vanaf de Tractatus al, tegelijk een ultiem doel, het ware en hoogste geluk, dat je bereikt door intuïtieve kennis. De vraag die ik me stelde was: wat zegt Spinoza ons precies over de weg daarnaartoe. Dat staat in Boeken 4 en 5 van de Ethica. Als je die Boeken hermeneutisch probeert te begrijpen dan ontdek je dat er, wat betreft de ethiek in strikte zin, in de Ethica twee ethieken zitten, namelijk een ethica van de ratio (in Boek 4), en de ethica van de intuïtie (Boek 5). Fascinerend!”
“Spinoza kon, gezien zijn aard en de invloeden die hij onderging, niet anders dan de oude, gemeenschappelijke religie en moraal achter zich laten. Hij was een enkeling, ontvoogd van zijn gemeenschap (na de ban heeft hij nooit nog toenadering gezocht tot een of andere godsdienst). Hij stelde zich tot taak voor enkelingen zoals hij zelf een nieuwe filosofische ethiek en religie uit te vinden: een ethiek van de rede, aangevuld met een nieuwe religie, een nieuwe spiritualiteit (de intellectuele liefde tot God). Dat alles presteert hij in de boeken 4 en 5 van de Ethica. Eens je dat begrepen hebt, stelt zich de tweede vaag: wat doe je zelf met die kennis van Spinoza die je verworven hebt? Mijn antwoord is opnieuw: in mijn eigen leven was het verstaan van filosofische teksten het belangrijkst. Ik ben niet bezig geweest met het navolgen van de rationele levensregels die Spinoza in Boek 4 vermeldt, noch met mediteren zoals besproken in Boek 5 van de Ethica [3]. Toch zijn de inzichten van Spinoza mij niet vreemd. Zijn levensregels (dictamina rationis) zijn heel praktisch en bruikbaar. B.v. als je ziet dat je telkens in bepaalde situaties het verkeerde doet, dan moet je daarop letten en proberen die situaties te omzeilen. We noemen dat nu “nudging”. Als je vindt dat je gemakkelijk te veel snoep eet dan helpt het om niet naar een bepaald soort winkel te gaan en in elk geval niet om telkens snoep in huis te halen.”
“Maar er is volgens Spinoza iets hogers dan het verstand en zijn praktische levensregels, namelijk de scientia Intuitiva, de intuïtie. Die steunt wel op het verstand (en trouwens ook op de verbeelding!) maar gaat er bovenuit. In mijn interpretatie gaat het daar over een weg, een techniek (bestaande uit remedia) waardoor je tot een soort religiositeit komt, tot kennis van de 3e graad en intellectuele liefde tot God [4]. Dat is religieus omdat het kennis is van en ervaring van de band tussen het ik en God die leiden tot de liefde tot God. De liefde voor God is het resultaat van een combinatie van elementen: 1e Je moet emoties hebben, welke emotie dan ook kan het vertrekpunt zijn, 2e Je moet rationele kennis hebben over je emoties, 3e Je moet letten op je eigen emoties, je moet ze voelen, erover reflecteren en ze analyseren: wat ik zelf nu ervaar, wat is dat eigenlijk en waar komt dat vandaan? 4e In die zelfervaring en zelfreflectie kom ik mezelf te zien als natuurding dat er slechts is, en is zoals het is, door Iets Anders, God. Dan denk ik mezelf als deel van God, dat geniet van inzicht en ervaring dankzij God, en zo, 5e kom ik tot de intellectuele liefde voor God. In het kader van de meditatieve reflectie en ervaring ontstaat een intieme band met de Natuur als Goddelijk, wat Spinoza de Natura Naturans noemt. Ik zie mezelf als een soort vonk, een verschijningsvorm van de ultieme, goddelijke Energie.”
Herken je zo’n ervaring bij jezelf?
“Wel, ik reageer op die leer zoals nog anderen doen. Ze hebben het gevoel: ik kan dat enigszins plaatsen, het is me niet totaal vreemd wat er daar beschreven wordt. Het is frappant dat sommige dichters gelijkaardige ideeën uitdrukken. Ik heb in mijn boeken een paar maal verwezen naar een gedicht van Leo Vroman (niet toevallig wetenschapper en dichter) [5].
Herken je zo’n ervaring bij jezelf?
“Wel, ik reageer op die leer zoals nog anderen doen. Ze hebben het gevoel: ik kan dat enigszins plaatsen, het is me niet totaal vreemd wat er daar beschreven wordt. Het is frappant dat sommige dichters gelijkaardige ideeën uitdrukken. Ik heb in mijn boeken een paar maal verwezen naar een gedicht van Leo Vroman (niet toevallig wetenschapper en dichter) [5].
...
Als ik de grens aanraak van mijn vermogen
worden mijn zolen even grondig plat
kriebelt er iets boven mijn ellebogen
en begrijp ik: nu begrijp ik wat.
Dan krijg ik wel eens tranen in mijn ogen
niet van het begrepene maar doordat
ik merk hoe kinderachtig opgetogen
ik weer ben met wat ik nooit bezat.
Lieve natuur door de natuur bedrogen
omhels ik de natuur en blijf ik pogen
in haar te baden die ik al aanbad.
...
Als ik de grens aanraak van mijn vermogen
worden mijn zolen even grondig plat
kriebelt er iets boven mijn ellebogen
en begrijp ik: nu begrijp ik wat.
Dan krijg ik wel eens tranen in mijn ogen
niet van het begrepene maar doordat
ik merk hoe kinderachtig opgetogen
ik weer ben met wat ik nooit bezat.
Lieve natuur door de natuur bedrogen
omhels ik de natuur en blijf ik pogen
in haar te baden die ik al aanbad.
...
Een prachtig gedicht waarin, zo vind ik, Vroman in versvorm beschrijft wat Spinoza bedoelt. Dus zonder ingewikkelde, geometrische, methode kunnen mensen ook ontdekken wat Spinoza uitlegt. Je kan het intuïtief aanvoelen, zoals Leo Vroman.
En nu terug naar mezelf: eigenlijk hoef je niet door en door spinozist te zijn om enigszins te begrijpen waarover het gaat. Ook bij Vroman of Einstein denk ik aan de kosmische religiositeit zoals Spinoza die bedoeld moet hebben [6].”
Kunst, verwondering en de kennis van de derde graad
Dus veel kunstenaars voelen zich aangesproken door Spinoza…
“Ja, dat is een enorme paradox. Spinoza, die schrijft op een manier die jaren studie vereist om zijn teksten echt te begrijpen, die lastige filosoof, wordt opgehemeld door kunstenaars. Dat is ongelofelijk. Zelf schreef Spinoza niet over kunst en het was voor hem zeker niet het belangrijkste (kunst behoorde eigenlijk tot de verbeelding, de kennis van de eerste graad). Hij schreef wel: de mens geniet best van het leven, ook van theater en muziek, want het lichaam heeft het nodig [7]. Hij spreekt over theater, en citeert eruit, maar dat was in zijn tijd eigenlijk een vorm van morele pedagogie. Spinoza’s visie op kunst past in zijn visie over het belang van blije emoties. Maar, zo zouden we nu zeggen, kunst is toch wel iets meer? Het intuïtieve en sublieme karakter van kunst, dat komt bij Spinoza niet aan bod. Dat is meer iets dat later, in de romantiek, echt naar voren komt. Misschien had Spinoza meer gehad aan hedendaagse kunst. Moderne kunst hoeft niet meer mooi of entertaining te zijn. Het kan ook experimenteren zijn of maatschappijkritiek.”
“Kunstenaars geïnteresseerd in Spinoza zijn dat vooral omwille van zijn kennis van de derde graad, de intuïtieve ervaring van eenheid met en liefde voor de God-Natuur. Rationele kennis is algemeen (de notiones communes[8]) maar kennis van de derde graad is tegelijk inzicht en ervaring, heel persoonlijk als het ware en verbonden met actieve emoties. Vandaar dat de kennis van de derde graad meer is dan de rationele kennis.”
“Ja, dat is een enorme paradox. Spinoza, die schrijft op een manier die jaren studie vereist om zijn teksten echt te begrijpen, die lastige filosoof, wordt opgehemeld door kunstenaars. Dat is ongelofelijk. Zelf schreef Spinoza niet over kunst en het was voor hem zeker niet het belangrijkste (kunst behoorde eigenlijk tot de verbeelding, de kennis van de eerste graad). Hij schreef wel: de mens geniet best van het leven, ook van theater en muziek, want het lichaam heeft het nodig [7]. Hij spreekt over theater, en citeert eruit, maar dat was in zijn tijd eigenlijk een vorm van morele pedagogie. Spinoza’s visie op kunst past in zijn visie over het belang van blije emoties. Maar, zo zouden we nu zeggen, kunst is toch wel iets meer? Het intuïtieve en sublieme karakter van kunst, dat komt bij Spinoza niet aan bod. Dat is meer iets dat later, in de romantiek, echt naar voren komt. Misschien had Spinoza meer gehad aan hedendaagse kunst. Moderne kunst hoeft niet meer mooi of entertaining te zijn. Het kan ook experimenteren zijn of maatschappijkritiek.”
“Kunstenaars geïnteresseerd in Spinoza zijn dat vooral omwille van zijn kennis van de derde graad, de intuïtieve ervaring van eenheid met en liefde voor de God-Natuur. Rationele kennis is algemeen (de notiones communes[8]) maar kennis van de derde graad is tegelijk inzicht en ervaring, heel persoonlijk als het ware en verbonden met actieve emoties. Vandaar dat de kennis van de derde graad meer is dan de rationele kennis.”
Dat lijkt op verwondering, in je werk komt dat begrip ook vaak voor…
“Spinoza heeft een beperkte visie op het affect verwondering. Hij definieert het als: verwondering ontstaat doordat men iets niet begrijpt; zodra je het wel doorziet kun je niet meer verwonderd zijn. Maar dat is niet juist vind ik; of, beter gezegd, er is een verwondering die blijft ook al doorzie je iets helemaal (denk aan de verwondering over een menselijk gelaat, of over een prachtig schilderij). Het bijzondere is dat er bij de kennis van de derde graad, de scientia Intuitiva, wel een soort sublieme verwondering aanwezig is. In het gedicht van de wetenschapper Vroman wordt dat goed uitgedrukt. Ik parafraseer: Ik ben erin geslaagd iets te begrijpen, Eureka. Fantastisch. Maar wie ben ik? Hoe grandioos ook mijn begrijpen, toch ben ik maar een deeltje badend in de natuur. Eigenlijk begrijpt de Natuur in mij; ik ben helemaal haar prestatie. Eens ik me dat realiseer, dank ik u Natuur, waar ik toe behoor, aan wie ik alles dank en die ik dus bemin. Danken en verwondering horen samen.”
“Spinoza heeft een beperkte visie op het affect verwondering. Hij definieert het als: verwondering ontstaat doordat men iets niet begrijpt; zodra je het wel doorziet kun je niet meer verwonderd zijn. Maar dat is niet juist vind ik; of, beter gezegd, er is een verwondering die blijft ook al doorzie je iets helemaal (denk aan de verwondering over een menselijk gelaat, of over een prachtig schilderij). Het bijzondere is dat er bij de kennis van de derde graad, de scientia Intuitiva, wel een soort sublieme verwondering aanwezig is. In het gedicht van de wetenschapper Vroman wordt dat goed uitgedrukt. Ik parafraseer: Ik ben erin geslaagd iets te begrijpen, Eureka. Fantastisch. Maar wie ben ik? Hoe grandioos ook mijn begrijpen, toch ben ik maar een deeltje badend in de natuur. Eigenlijk begrijpt de Natuur in mij; ik ben helemaal haar prestatie. Eens ik me dat realiseer, dank ik u Natuur, waar ik toe behoor, aan wie ik alles dank en die ik dus bemin. Danken en verwondering horen samen.”
Is verwondering verbonden met nieuwsgierigheid?
“In mijn boek Rituelen: waarom we niet zonder kunnen heb ik uitvoerig het fenomeen van de verwondering behandeld [9]. Verwondering kan samenhangen met nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid is: “wat is hier gebeurd?” of “Hoe zit dat hier in elkaar?”, die initiële verwondering leidt tot onderzoek; maar als je gaat kijken en je komt te weten wat er aan de hand is, dan ben je niet meer verwonderd, het wonder is verdwenen. Maar er is een andere soort verwondering, verbonden met aangesproken, getroffen worden. Het ‘eeuwige’ wonder van de roos: als je een roos ziet dan kan je verwonderd zijn en blijven, ook al weet je er wetenschappelijk gesproken alles van.
De beginnende moderne tijd heeft alles te maken met de cultivering van de nieuwsgierigheid. De wetenschap is ontstaan uit nieuwsgierigheid, niet uit sublieme verwondering. Hans Blumenberg, een Duitse filosoof-historicus uit de vorige eeuw, heeft de band tussen ontstaan van moderne wetenschap en culturele cultivering van nieuwsgierigheid bestudeerd. Bij Spinoza is er scherp bewustzijn van de band tussen nieuwsgierigheid, wetenschappelijke verwondering en verklaren, maar hij spreekt niet over de esthetische of existentiële verwondering. Je moet door de romantiek bepaald zijn om dat fenomeen expliciet te kunnen opmerken en bedenken.”
“In mijn boek Rituelen: waarom we niet zonder kunnen heb ik uitvoerig het fenomeen van de verwondering behandeld [9]. Verwondering kan samenhangen met nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid is: “wat is hier gebeurd?” of “Hoe zit dat hier in elkaar?”, die initiële verwondering leidt tot onderzoek; maar als je gaat kijken en je komt te weten wat er aan de hand is, dan ben je niet meer verwonderd, het wonder is verdwenen. Maar er is een andere soort verwondering, verbonden met aangesproken, getroffen worden. Het ‘eeuwige’ wonder van de roos: als je een roos ziet dan kan je verwonderd zijn en blijven, ook al weet je er wetenschappelijk gesproken alles van.
De beginnende moderne tijd heeft alles te maken met de cultivering van de nieuwsgierigheid. De wetenschap is ontstaan uit nieuwsgierigheid, niet uit sublieme verwondering. Hans Blumenberg, een Duitse filosoof-historicus uit de vorige eeuw, heeft de band tussen ontstaan van moderne wetenschap en culturele cultivering van nieuwsgierigheid bestudeerd. Bij Spinoza is er scherp bewustzijn van de band tussen nieuwsgierigheid, wetenschappelijke verwondering en verklaren, maar hij spreekt niet over de esthetische of existentiële verwondering. Je moet door de romantiek bepaald zijn om dat fenomeen expliciet te kunnen opmerken en bedenken.”
Ontstaan van de interesse in Spinoza
Hoe is bij jou de vonk naar Spinoza ontstaan?
“Ik was altijd al geïnteresseerd in filosofie en in mijn secundaire schooltijd hadden we een paar priester-leraren die ons i.p.v. godsdienstles filosofie gaven. Kan je je dat voorstellen? Ik ben daarna filosofie gaan studeren en was vooral geïnteresseerd, zoals iedereen die toen jong was, in het existentialisme: Sartre, Heidegger, Buber, Levinas. Toen ik besloot om te gaan doctoreren, wilde ik dat eigenlijk in Heidegger of Levinas doen. Maar mijn professor zei: iedereen doet dat tegenwoordig. Doe eens iets origineels. Kijk eens naar de filosofen van de 17e en de 18e eeuw. Je gaat in je leven veel meer hebben aan de moderne filosofie dan aan de hedendaagse filosofie. Ik bezocht de sectie moderne tijd in de bibliotheek en kwam zo bij Spinoza terecht. In het latijn en in 17e eeuws Nederlands! En jong en overmoedig zijnde, dacht ik, dat ga ik bestuderen. Zo is het begonnen. Stom toeval eigenlijk. Het bleek aartsmoeilijk, ik heb echt gewanhoopt in die tijd of ik het ooit kon afmaken. Ik had ook weinig houvast aan de bestaande literatuur. Tot ik de Spinoza-studies ontdekte van een Franse filosoof Martial Gueroult. Toen ik die gelezen had dacht ik: zo wil ik het ook doen. Zoals hij Spinoza verstaat, hermeneutisch en tegelijk structuralistisch, dat wil ik ook. Mijn Spinoza loopbaan heeft 2 fases gekend: eerst rationalistisch (structuralistisch) en een hele tijd later ook aandacht voor de meer mystieke kant van Spinoza.”
“Ik was altijd al geïnteresseerd in filosofie en in mijn secundaire schooltijd hadden we een paar priester-leraren die ons i.p.v. godsdienstles filosofie gaven. Kan je je dat voorstellen? Ik ben daarna filosofie gaan studeren en was vooral geïnteresseerd, zoals iedereen die toen jong was, in het existentialisme: Sartre, Heidegger, Buber, Levinas. Toen ik besloot om te gaan doctoreren, wilde ik dat eigenlijk in Heidegger of Levinas doen. Maar mijn professor zei: iedereen doet dat tegenwoordig. Doe eens iets origineels. Kijk eens naar de filosofen van de 17e en de 18e eeuw. Je gaat in je leven veel meer hebben aan de moderne filosofie dan aan de hedendaagse filosofie. Ik bezocht de sectie moderne tijd in de bibliotheek en kwam zo bij Spinoza terecht. In het latijn en in 17e eeuws Nederlands! En jong en overmoedig zijnde, dacht ik, dat ga ik bestuderen. Zo is het begonnen. Stom toeval eigenlijk. Het bleek aartsmoeilijk, ik heb echt gewanhoopt in die tijd of ik het ooit kon afmaken. Ik had ook weinig houvast aan de bestaande literatuur. Tot ik de Spinoza-studies ontdekte van een Franse filosoof Martial Gueroult. Toen ik die gelezen had dacht ik: zo wil ik het ook doen. Zoals hij Spinoza verstaat, hermeneutisch en tegelijk structuralistisch, dat wil ik ook. Mijn Spinoza loopbaan heeft 2 fases gekend: eerst rationalistisch (structuralistisch) en een hele tijd later ook aandacht voor de meer mystieke kant van Spinoza.”
“Ik heb ook veel gehad aan mijn Spinozavrienden (mijn boek De Andere Spinoza is aan hen opgedragen: Fokke Akkerman, Cornelis de Deugd, Raymond Henrard, Huib Hubbeling, Guido van Suchtelen, Theo Zweerman). Ik ben praktisch meteen na mijn doctoraat lid geworden van de Vereniging Het Spinozahuis, dankzij toenmalig voorzitter Hubbeling, die in de jury zat voor mijn promotie. Een ongelofelijk lieve, intelligente man, die mij als groentje hielp om academisch mijn weg te vinden in de Spinoza-wereld. Op alle grote congressen over Spinoza tussen 1970 en 2000 werd ik uitgenodigd. De jaren 70, 80, 90 waren een bloeiperiode voor het Spinoza-onderzoek. Praktisch elk jaar waren er internationale congressen, waar alle toenmalige Spinoza-scholars uit de hele wereld bij elkaar kwamen: Fransen, Duitsers, Nederlanders, Amerikanen, Japanners, Italianen, Spanjaarden, Scandinaviërs. Ik heb enorm geluk gehad om precies in die tijd te doctoreren en jong academicus te zijn.”
Spinoza en zijn invloed op de maatschappij
Hebben die Spinozastudies iets teweeggebracht in de maatschappij?
“Ja, maar of dat toe te juichen is, is iets anders natuurlijk. Spinoza werd cultureel-maatschappelijk gesproken in de 70er en 80er jaren vooral omarmd door marxisten. Bijvoorbeeld door Louis Althusser in Frankrijk of Antonio Negri in Italië. Het was de tijd van de Koude Oorlog. Spinoza werd, zeker in Europa, de kant opgetrokken van Marx en Mao in de strijd tegen het kapitalisme. Maar geleidelijk aan, zeker in de jaren 90, was het gedaan met het marxisme. De muur viel: het einde van koude oorlog, en het einde van de intellectuele dominantie van het marxisme in Europa. Maar de interesse in Spinoza bleef. Hij is zelfs, voor veel mensen, het alternatief geworden zowel op existentieel als op maatschappelijk vlak. Dat betekende natuurlijk dat Spinoza op een nieuwe manier moest worden geïnterpreteerd. Niet meer als voorloper van Marx, maar veeleer als radicale, liberaal-democratische verlichtingsdenker. Jonathan Israel is een goed voorbeeld. Is dat de ware Spinoza? De politieke filosofie van Spinoza is mijns inziens helemaal niet liberaal, noch verlicht-humanistisch; ze is realistisch, niet utopistisch [10]. Spinoza analyseert de politiek vanuit een radicaal naturalistische visie op hoe de mens en dus ook de maatschappij werkelijk in elkaar zit. Spinoza heeft, zoals hij zelf zegt, geen ideologie die bepaalt hoe de dingen zou moeten zijn.”
“Spinoza’s politieke filosofie is de meest interessante politieke filosofie die ik ken. En dat heeft met zijn realisme te maken. Zijn ideeën over internationale politiek zijn bijvoorbeeld compleet tegengesteld aan wat liberaal-humanistisch gestemde denkers vandaag beweren: dat er dringend een internationale regering en rechtsorde moet komen boven de natiestaten; deze moet dan het einde van de politieke geschiedenis inluiden. In zijn Politieke Traktaat komt Spinoza tot het besluit dat dat niet kan; hij lijkt - zeker vandaag - gelijk te krijgen: het einde van de geschiedenis is helemaal niet nabij. Politiek is altijd geïncarneerd in een soevereine macht die steunt op welbepaalde historisch-cultureel geformeerde gemeenschappen, gehoorzamend aan tijdsgebonden ideeën, wetten en gebruiken. Spinoza is niet tegen internationale verdragen, maar die verdragen zijn altijd ad hoc en voorlopig. Namelijk zo lang een staat daar voordeel bij heeft of niet de macht heeft om de andere op te slokken. Een universele consensus die zeggenschap heeft of geeft over soevereine staten kan niet; er is geen echte internationale rechtshandhaving; er is op dat niveau altijd slechts de macht van de sterkste (of de sluwste) soeverein.”
“Ja, maar of dat toe te juichen is, is iets anders natuurlijk. Spinoza werd cultureel-maatschappelijk gesproken in de 70er en 80er jaren vooral omarmd door marxisten. Bijvoorbeeld door Louis Althusser in Frankrijk of Antonio Negri in Italië. Het was de tijd van de Koude Oorlog. Spinoza werd, zeker in Europa, de kant opgetrokken van Marx en Mao in de strijd tegen het kapitalisme. Maar geleidelijk aan, zeker in de jaren 90, was het gedaan met het marxisme. De muur viel: het einde van koude oorlog, en het einde van de intellectuele dominantie van het marxisme in Europa. Maar de interesse in Spinoza bleef. Hij is zelfs, voor veel mensen, het alternatief geworden zowel op existentieel als op maatschappelijk vlak. Dat betekende natuurlijk dat Spinoza op een nieuwe manier moest worden geïnterpreteerd. Niet meer als voorloper van Marx, maar veeleer als radicale, liberaal-democratische verlichtingsdenker. Jonathan Israel is een goed voorbeeld. Is dat de ware Spinoza? De politieke filosofie van Spinoza is mijns inziens helemaal niet liberaal, noch verlicht-humanistisch; ze is realistisch, niet utopistisch [10]. Spinoza analyseert de politiek vanuit een radicaal naturalistische visie op hoe de mens en dus ook de maatschappij werkelijk in elkaar zit. Spinoza heeft, zoals hij zelf zegt, geen ideologie die bepaalt hoe de dingen zou moeten zijn.”
“Spinoza’s politieke filosofie is de meest interessante politieke filosofie die ik ken. En dat heeft met zijn realisme te maken. Zijn ideeën over internationale politiek zijn bijvoorbeeld compleet tegengesteld aan wat liberaal-humanistisch gestemde denkers vandaag beweren: dat er dringend een internationale regering en rechtsorde moet komen boven de natiestaten; deze moet dan het einde van de politieke geschiedenis inluiden. In zijn Politieke Traktaat komt Spinoza tot het besluit dat dat niet kan; hij lijkt - zeker vandaag - gelijk te krijgen: het einde van de geschiedenis is helemaal niet nabij. Politiek is altijd geïncarneerd in een soevereine macht die steunt op welbepaalde historisch-cultureel geformeerde gemeenschappen, gehoorzamend aan tijdsgebonden ideeën, wetten en gebruiken. Spinoza is niet tegen internationale verdragen, maar die verdragen zijn altijd ad hoc en voorlopig. Namelijk zo lang een staat daar voordeel bij heeft of niet de macht heeft om de andere op te slokken. Een universele consensus die zeggenschap heeft of geeft over soevereine staten kan niet; er is geen echte internationale rechtshandhaving; er is op dat niveau altijd slechts de macht van de sterkste (of de sluwste) soeverein.”
“Een ander voorbeeld: de meest gangbare mening over democratie (ten minste in het Westen), is die van John Rawls. Democratie berust op een rationele consensus waarbij de staat en zijn burgers op rechtvaardige manier rekening houden met de zwakkeren. Wat zegt Spinoza over de burger van de staat, of over de soeverein? Zijn die rationeel, worden die geleid door de deugd van rechtvaardigheid? Nee, helemaal niet! De burgers kan je niet beschouwen als een gemeenschap van rationele individuen; elk staatsregime is onvermijdelijk een regime van de gehoorzaamheid en de macht. Er zijn wetten maar die zijn gericht op de organisatie en beheersing, in concrete omstandigheden, van de collectieve emoties (zodat veiligheid en vrede gehandhaafd blijven). De macht van de soeverein kan eventueel steunen op rationeel advies, maar de ratio blijft toch slechts een middel in dienst van zijn macht. Als die macht denkt dat de ratio in haar nadeel lijkt uit te pakken, dan gaat die macht emotioneel reageren (zoals Trump nu tegenover de wetenschap). Spinoza analyseert realistisch, als een neutrale wetenschapper, die op basis van zijn inzichten wel kan aangeven wat de beste vorm(en) van soevereiniteit en gehoorzaamheid zijn (er zijn er drie) en aan welke vereisten die moeten beantwoorden. Die vormen, indien geïmplementeerd, kunnen eventueel vrede en vrijheid opleveren voor de burgers; maar het gaat bij politieke vrede en vrijheid om imaginaire zaken, het gaat daar om iets anders dan de intellectuele vrede en vrijheid van de filosoof. Spinoza’s politieke filosofie staat in dienst van de realistische verbetering van het samenleven (met ruimte voor de filosofie daarbinnen), maar in de politieke realiteit hangt de facto alles af van de soeverein en niet van de filosoof.”
Determinisme
In hoeverre speelt het determinisme van Spinoza daar een rol in, hebben wij mensen überhaupt wel de mogelijkheid iets ten goede teweeg te brengen? Of zijn we machteloos slachtoffer?
“Er is geen contingentie volgens Spinoza. Dus alles is volkomen bepaald. De keten van de oorzaken (de orde van de natuur) is echter zo complex dat wij mensen die nooit kunnen doorzien. Je hebt hoogstens het vermogen om achteruit te kijken hoe het gelopen is en proberen te achterhalen waarom. Helaas kunnen we zelfs op basis van wetmatig inzicht toch niet met zekerheid voorspellen: de omstandigheden, die eigenlijk telkens eindeloos zijn, kunnen altijd enigszins anders uitdraaien dan verwacht. Omdat we toch iets moeten en willen doen (we zijn nu eenmaal conatus), proberen we te handelen op basis van de gegeven situatie en van ons (beperkt) inzicht in de wetten van de natuur. We zijn niet compleet machteloos. Maar het blijft afwachten, geen zekerheid. Dat geldt ook voor het rationele individu. Het rationele individu, de “vrije mens”, zoals Spinoza die schetst in Ethica 4, heeft bepaalde ervaringen opgedaan met zichzelf. Hij kan reflecteren waarom allerlei dingen in het verleden telkens verkeerd afgelopen zijn: ook hij laat zich af en toe emotioneel manipuleren door dit of dat. Maar hij heeft tegelijk inzicht gekregen in de wetten van de eigen emoties. Een rationele mens kan dan, op basis van zijn inzicht en zijn ervaring met zichzelf, een afweging maken wat best te doen in het kader van zijn (onvermijdelijk) verlangen naar het betere. Zoals in het voorbeeld van daarstraks (nudging). Uit ervaring weet je dat je niet tegen de verleiding op kan als de snoep al in de kast ligt. Dus je maakt een regel voor jezelf (geen snoep kopen) en je denkt ik ga die regel proberen involgen. Maar of we dat daadwerkelijk kunnen, hangt niet alleen van ons rationeel inzicht en ons verlangen af; soms laat ook de rationele persoon zich toch weer verleiden. Dat noemt Spinoza een vorm van leed eigen aan een rationeel persoon. Namelijk: ik weet het goede en ik doe toch het kwade, wat me dan droef stemt (E4P17S).”
“Er is geen contingentie volgens Spinoza. Dus alles is volkomen bepaald. De keten van de oorzaken (de orde van de natuur) is echter zo complex dat wij mensen die nooit kunnen doorzien. Je hebt hoogstens het vermogen om achteruit te kijken hoe het gelopen is en proberen te achterhalen waarom. Helaas kunnen we zelfs op basis van wetmatig inzicht toch niet met zekerheid voorspellen: de omstandigheden, die eigenlijk telkens eindeloos zijn, kunnen altijd enigszins anders uitdraaien dan verwacht. Omdat we toch iets moeten en willen doen (we zijn nu eenmaal conatus), proberen we te handelen op basis van de gegeven situatie en van ons (beperkt) inzicht in de wetten van de natuur. We zijn niet compleet machteloos. Maar het blijft afwachten, geen zekerheid. Dat geldt ook voor het rationele individu. Het rationele individu, de “vrije mens”, zoals Spinoza die schetst in Ethica 4, heeft bepaalde ervaringen opgedaan met zichzelf. Hij kan reflecteren waarom allerlei dingen in het verleden telkens verkeerd afgelopen zijn: ook hij laat zich af en toe emotioneel manipuleren door dit of dat. Maar hij heeft tegelijk inzicht gekregen in de wetten van de eigen emoties. Een rationele mens kan dan, op basis van zijn inzicht en zijn ervaring met zichzelf, een afweging maken wat best te doen in het kader van zijn (onvermijdelijk) verlangen naar het betere. Zoals in het voorbeeld van daarstraks (nudging). Uit ervaring weet je dat je niet tegen de verleiding op kan als de snoep al in de kast ligt. Dus je maakt een regel voor jezelf (geen snoep kopen) en je denkt ik ga die regel proberen involgen. Maar of we dat daadwerkelijk kunnen, hangt niet alleen van ons rationeel inzicht en ons verlangen af; soms laat ook de rationele persoon zich toch weer verleiden. Dat noemt Spinoza een vorm van leed eigen aan een rationeel persoon. Namelijk: ik weet het goede en ik doe toch het kwade, wat me dan droef stemt (E4P17S).”
Er is geen contingentie maar we kennen de gedetermineerde situatie niet. Wat dat betreft zijn we dus allemaal slachtoffer van het lot?
“Inderdaad. Wie enigszins nadenkt over hoe de mens op duizend manieren bepaald is door de eigen natuur (verbeelding en emoties) en door zijn omgeving, begrijpt dat we niet vrij, maar gedetermineerd zijn en wel op manieren die we, zeker in concreto, niet kunnen achterhalen. Dat noemen we onze bepaaldheid door het Lot (de compleet onbetrouwbare, want door ons onvoorspelbare Fortuna). Alleen op welbepaalde momenten, wanneer we strikt rationeel nadenken, zijn we echt vrij (=alleen innerlijk, door onszelf, gedetermineerd, door de logische opeenvolging van onze gedachten). Maar ook de vrije en rationele mens is tijdens zijn leven toch dikwijls gedetermineerd door het lot en door zijn emotionaliteit (zie Ethica 4).”
“Strikt genomen (voor God) is er geen Lot: dat begrip getuigt van onwetendheid (en bijgeloof). Voor het intellect Gods bestaat het Lot niet. In werkelijkheid is alles compleet gedetermineerd en is de oneindige orde van de natuur volkomen aan God bekend, zowel inzake de wetmatigheid als inzake de volgorde der concrete oorzaken en gevolgen. Spinoza anticipeert hier het idee van Laplace: de ‘demon van Laplace’ [11]. Die weet alles en kan dus perfect de toekomst voorspellen. Maar het menselijke verstand kan dat niet; het kan alleen weten in het algemeen dat alles strikt gedetermineerd is, maar niet exact hoe precies.”
“Inderdaad. Wie enigszins nadenkt over hoe de mens op duizend manieren bepaald is door de eigen natuur (verbeelding en emoties) en door zijn omgeving, begrijpt dat we niet vrij, maar gedetermineerd zijn en wel op manieren die we, zeker in concreto, niet kunnen achterhalen. Dat noemen we onze bepaaldheid door het Lot (de compleet onbetrouwbare, want door ons onvoorspelbare Fortuna). Alleen op welbepaalde momenten, wanneer we strikt rationeel nadenken, zijn we echt vrij (=alleen innerlijk, door onszelf, gedetermineerd, door de logische opeenvolging van onze gedachten). Maar ook de vrije en rationele mens is tijdens zijn leven toch dikwijls gedetermineerd door het lot en door zijn emotionaliteit (zie Ethica 4).”
“Strikt genomen (voor God) is er geen Lot: dat begrip getuigt van onwetendheid (en bijgeloof). Voor het intellect Gods bestaat het Lot niet. In werkelijkheid is alles compleet gedetermineerd en is de oneindige orde van de natuur volkomen aan God bekend, zowel inzake de wetmatigheid als inzake de volgorde der concrete oorzaken en gevolgen. Spinoza anticipeert hier het idee van Laplace: de ‘demon van Laplace’ [11]. Die weet alles en kan dus perfect de toekomst voorspellen. Maar het menselijke verstand kan dat niet; het kan alleen weten in het algemeen dat alles strikt gedetermineerd is, maar niet exact hoe precies.”
We zijn dus erg beperkt, hoe ga je daar in de praktijk mee om?
“Iedereen is gedetermineerd en onderhevig aan ‘het lot’, ook de rationele mens kan daar niet helemaal aan ontsnappen. Maar de rationele mens kan wel ontsnappen aan nihilisme en cynisme: zoals Spinoza uitlegt in Ethica 4. De rationele mens is ook conatus en kan niet anders dan streven naar het ware goede en wel op basis van verworven inzicht en ervaring; maar hij weet dat het soms niet zal lukken; dat geeft echter niet: ik doe mijn best en wanneer het misloopt, weet ik dat dat niet anders kon, en dat mij eigenlijk geen schuld treft (berouw is dus nonsens, althans voor de rationele mens). Het adagio van de rationele mens is dan ook: doe wel en zie niet om, en verheug je over wat je wel bent en kunt: “bene agere et laetari” Dat vind ik nog steeds een van de mooiste zinnen in de Ethica: doe je best en verblijd je (E4P73S). Waar het op aan komt is: “to be able to let go… “; als dat lukt, is er vreugde.”
“Iedereen is gedetermineerd en onderhevig aan ‘het lot’, ook de rationele mens kan daar niet helemaal aan ontsnappen. Maar de rationele mens kan wel ontsnappen aan nihilisme en cynisme: zoals Spinoza uitlegt in Ethica 4. De rationele mens is ook conatus en kan niet anders dan streven naar het ware goede en wel op basis van verworven inzicht en ervaring; maar hij weet dat het soms niet zal lukken; dat geeft echter niet: ik doe mijn best en wanneer het misloopt, weet ik dat dat niet anders kon, en dat mij eigenlijk geen schuld treft (berouw is dus nonsens, althans voor de rationele mens). Het adagio van de rationele mens is dan ook: doe wel en zie niet om, en verheug je over wat je wel bent en kunt: “bene agere et laetari” Dat vind ik nog steeds een van de mooiste zinnen in de Ethica: doe je best en verblijd je (E4P73S). Waar het op aan komt is: “to be able to let go… “; als dat lukt, is er vreugde.”
Dat is ook stoïcijns…
“Inderdaad, Ethica 4 is tot op zekere hoogte stoïcijns. Maar Spinoza gaat boven het stoïcisme uit. Dat zegt hij zelf in de inleiding in Ethica 5: Descartes is fout, maar de Stoïcijnen ook: er is helemaal geen vrije wil [12].”
“Inderdaad, Ethica 4 is tot op zekere hoogte stoïcijns. Maar Spinoza gaat boven het stoïcisme uit. Dat zegt hij zelf in de inleiding in Ethica 5: Descartes is fout, maar de Stoïcijnen ook: er is helemaal geen vrije wil [12].”
Religie en wetenschap
“Een thema dat me sterk heeft beziggehouden, is hoe Spinoza de relatie ziet tussen filosofie en religie. Hij behandelt dat in de Tractatus Theologico-Politicus, hoofdstuk 15. Wetenschap en filosofie waren in zijn tijd één geheel. Ik vind dat hoofdstuk in de TTP nog steeds ongelofelijk interessant. Als je filosofie en religie vermengt dan geeft dat ellende in de politiek, het leidt tot misbruik van de filosofie in dienst van politiek-religieuze machtshonger. Maar de eigenlijke reden van de scheiding was voor Spinoza dat het gaat om twee radicaal verschillende domeinen: het domein van de theorie (gebaseerd op de ratio) en dat van een morele praktijk (gebaseerd op de imaginatio). De religie is geen leer, het is eigenlijk een collectieve moraal, wel nauw verbonden met interne dogma’s en ceremonies. Bij wetenschap ben je rationeel op zoek naar objectieve waarheid. Dogma’s zijn verbeeldingen (bijvoorbeeld van een goddelijke Rechter) niet rechtstreeks in tegenspraak met de wetenschap, het zijn dingen die je nodig hebt voor de in stand houding en de overdracht van de collectieve, morele geloofsgemeenschap.”
“Ik vind wel dat Spinoza de waarde van dogma’s en ceremonies in de religie onderschat. Wat hij zegt over religie is interessant maar in mijn visie onvolmaakt. Ik ben het met hem eens als hij zegt dat religieuze dogma’s niets te maken hebben met de wetenschap, het gaat om uitspraken die onderdeel zijn van de religieuze praktijk (ze worden ‘beleden’ in een gebed). Bij dogma’s en ceremonies gaat het om zaken die je gezamenlijk beleeft, zoals bij samen muziek maken of samen theater spelen. Zij zijn onderdeel van een gemeenschappelijke manier van leven. Spinoza ziet dat wel, maar vindt vooral ceremonies, offeren, vuur aansteken, wierook, knielen, enz., overbodige onzin of magie. Ik zie dat anders. Die ceremonies zijn binnen hun context wel degelijk belangrijk, geen onzin en evenmin onvermijdelijk magisch van aard.”
“Filosofen in Spinoza’s tijd hadden geen goed begrip van rituelen. Zoals ze ook geen goed begrip hadden van kunst. Ze hadden geen inzicht in wat ritueel eigenlijk is. Laat me een voorbeeld geven: onderdeel van praktisch elke moraal, tot de dag van vandaag, religieus of niet, is dat je de doden ‘de laatste eer’ bewijst. Als je dat niet doet bega je een zware morele fout. In alle culturen is dat aanwezig, tot in de meest geseculariseerde maatschappij toe. Dat ritueel, begraven of cremeren, met buigen en kussen, met wierook en kaarsen, e.d., is een uiterst belangrijke morele verplichting. Voor Spinoza is dat allemaal bijzaak, het is eigenlijk nonsens. Ik zeg: nee dat is geen nonsens. Het heeft ten diepste te maken met de manier waarop je staat (en moet staan) tegenover mensen. Je kan zelfs een dode mens niet beschouwen als gewoon een object; je moet eerbied betonen tot over de dood heen (‘de laatste eer’), ook al heeft de dode er zelf niets meer aan. Ja, wij doen dingen die geen nut hebben en die lijken in te gaan tegen wetenschap (alsof menselijke resten uiterst speciaal zijn). Maar, mensen die hun doden begraven weten natuurlijk ook wel dat mensen ‘stof en as’ zijn (zoals alle lichamen) en toch voeren ze het ritueel uit, voeren ze ‘dat theater’ op, omdat ‘het zo hoort’ en niet omdat het nuttig is of zo. De betekenis aan het lichaam gegeven in het ritueel staat niet in tegenstelling met wetenschappelijk inzicht in dat lichaam. Het gaat in het ritueel niet om inzicht, maar om eerbetoon aan een lichaam dat ons speciaal aanspreekt, zelfs al is het dood (zoals menselijke lichamen nu eenmaal doen bij mensen). Dat eerbetoon doorvoeren is belangrijker dan handelen strikt op basis van rationeel inzicht alleen. Vandaar dat ik zeg: de mens is strikt genomen geen rationeel wezen, de mens is ten diepste een ritueel wezen [13]. Doodsrituelen kunnen ook breder zijn dan alleen voor mensen, ook voor dieren of voor bepaalde objecten (dus totaal los van elk geloof in onsterfelijkheid). B.v. in Japan bestaan rituelen voor het ceremonieel verbranden van objecten die je heel je leven dicht bij jou hebt gehad. Een BH bijvoorbeeld. Die worden ceremonieel verbrand, die gooi je niet zomaar in de vuilnisbak. Daar heb je respect voor.”
“Latere godsdienstantropologen, zoals Émile Durkheim of Claude Lévi-Strauss, hebben de betekenis van religieuze rituelen en ceremonies beter begrepen dan Spinoza. Niet verwonderlijk, Spinoza en de filosofen van zijn tijd wisten ook niet alles. Toch vind ik het eigenlijk wat vreemd dat hij zo ongevoelig was voor rituelen want hij moet nauw met joodse rituelen opgevoed geweest zijn. Maar hij blijkt meer in joodse filosofie dan in de ceremoniële kant van het Joodse geloof geïnteresseerd geweest te zijn.“
“Latere godsdienstantropologen, zoals Émile Durkheim of Claude Lévi-Strauss, hebben de betekenis van religieuze rituelen en ceremonies beter begrepen dan Spinoza. Niet verwonderlijk, Spinoza en de filosofen van zijn tijd wisten ook niet alles. Toch vind ik het eigenlijk wat vreemd dat hij zo ongevoelig was voor rituelen want hij moet nauw met joodse rituelen opgevoed geweest zijn. Maar hij blijkt meer in joodse filosofie dan in de ceremoniële kant van het Joodse geloof geïnteresseerd geweest te zijn.“
Andere filosofische inspiratiebronnen
Zijn er behalve Spinoza ook andere filosofen die je inspireren?
“Mijn leeropdracht in Leuven was: moderne filosofie van de 17e en de 18e eeuw. Ik had twee favorieten: Spinoza (17e eeuw) en Hume (18e eeuw). Ik vond Hume ook als tegenpool van Spinoza interessant. Het ene jaar gaf ik college over Spinoza, het jaar daarop over Hume. Op het gebied van inzicht in het ritueel is Hume veel interessanter dan Spinoza. Ik heb een artikel geschreven over rituelen bij Hume [14]. Maar de filosoof waar ik me het meest verwant mee voel is Wittgenstein. Weer heel anders. In Cambridge volgde ik colleges van Elizabeth Anscombe, een beroemde leerlinge van Wittgenstein. In Leuven heb ik regelmatig zelf ook college gegeven over Wittgenstein. Voor hem zijn godsdienst en wetenschap twee radicaal verschillende domeinen of ‘taalspelen’, die eigenlijk niet tegenstrijdig kunnen zijn (omdat godsdienst geen theorie of leer is). Sinds Kant zijn filosofie en wetenschap definitief uit elkaar gegaan; het taalspel wetenschap en het taalspel filosofie zijn nu ook sterk verschillend. Spinoza is geen wetenschapper, tenzij je onder wetenschap ook de menswetenschappen meetelt. Zijn psychologie, politieke theorie, hermeneutiek… zijn allemaal tot vandaag fantastisch om kennis van te nemen.”
“Mijn leeropdracht in Leuven was: moderne filosofie van de 17e en de 18e eeuw. Ik had twee favorieten: Spinoza (17e eeuw) en Hume (18e eeuw). Ik vond Hume ook als tegenpool van Spinoza interessant. Het ene jaar gaf ik college over Spinoza, het jaar daarop over Hume. Op het gebied van inzicht in het ritueel is Hume veel interessanter dan Spinoza. Ik heb een artikel geschreven over rituelen bij Hume [14]. Maar de filosoof waar ik me het meest verwant mee voel is Wittgenstein. Weer heel anders. In Cambridge volgde ik colleges van Elizabeth Anscombe, een beroemde leerlinge van Wittgenstein. In Leuven heb ik regelmatig zelf ook college gegeven over Wittgenstein. Voor hem zijn godsdienst en wetenschap twee radicaal verschillende domeinen of ‘taalspelen’, die eigenlijk niet tegenstrijdig kunnen zijn (omdat godsdienst geen theorie of leer is). Sinds Kant zijn filosofie en wetenschap definitief uit elkaar gegaan; het taalspel wetenschap en het taalspel filosofie zijn nu ook sterk verschillend. Spinoza is geen wetenschapper, tenzij je onder wetenschap ook de menswetenschappen meetelt. Zijn psychologie, politieke theorie, hermeneutiek… zijn allemaal tot vandaag fantastisch om kennis van te nemen.”
Troost en hoop
Kan je uit Spinoza troost en hoop putten?
“Beginnen we met troost. In de inleiding op de Tractatus spreekt Spinoza over een soort existentiële crisis die hij zelf blijkbaar van binnenuit kent. Als men zich in het leven laat leiden door de zucht naar rijkdom, eer of lust, komt men telkens weer bedrogen uit. Het nastreven van de gewone ‘goederen’ leidt aldus uiteindelijk tot wanhoop (een gelijkaardig verhaal in Tolstoi’s The Death of Yvan Illich). Dat doet de enkeling zoeken naar het ware, vaste goede, ook al weet men niet direct wat het is en ook al is het misschien niet eens te vinden. Zit de enkeling dan onvermijdelijk in een patstelling? Door zo over de situatie van de enkeling, zijn ervaring, het bestaan en de aard van het ware goede na te denken, doet de enkeling Spinoza een paradoxale ontdekking, die hij ook met andere enkelingen wil delen. Het intense nadenken zelf bezorgt hem intellectuele vreugde en diepe vertroosting, de vertroosting van de filosofie (die niet tot miserie leidt als neveneffect). Spinoza spreekt dus zelf over de troost die samenhangt met de existentiële reflectie: er is een ander leven mogelijk, intrinsiek waardevol, het intellectuele leven.”
“Beginnen we met troost. In de inleiding op de Tractatus spreekt Spinoza over een soort existentiële crisis die hij zelf blijkbaar van binnenuit kent. Als men zich in het leven laat leiden door de zucht naar rijkdom, eer of lust, komt men telkens weer bedrogen uit. Het nastreven van de gewone ‘goederen’ leidt aldus uiteindelijk tot wanhoop (een gelijkaardig verhaal in Tolstoi’s The Death of Yvan Illich). Dat doet de enkeling zoeken naar het ware, vaste goede, ook al weet men niet direct wat het is en ook al is het misschien niet eens te vinden. Zit de enkeling dan onvermijdelijk in een patstelling? Door zo over de situatie van de enkeling, zijn ervaring, het bestaan en de aard van het ware goede na te denken, doet de enkeling Spinoza een paradoxale ontdekking, die hij ook met andere enkelingen wil delen. Het intense nadenken zelf bezorgt hem intellectuele vreugde en diepe vertroosting, de vertroosting van de filosofie (die niet tot miserie leidt als neveneffect). Spinoza spreekt dus zelf over de troost die samenhangt met de existentiële reflectie: er is een ander leven mogelijk, intrinsiek waardevol, het intellectuele leven.”
“Hoop is iets helemaal anders. Het is iets in de trant van: het zal allemaal wel goed komen. Het lot zal me wel gunstig gezind zijn. De uitkomst is echter helemaal niet gegarandeerd, je maakt jezelf wat wijs. Je verwachting is op niets gestoeld; uiteindelijk wacht toch altijd de dood. Bij Spinoza staat hoop tegenover vrees: ze wisselen elkaar af in een eindeloze spiraal. De enkeling leeft niet in hoop, hij overstijgt hoop en vrees door een leven gericht op en ingericht voor het intellectuele begrijpen en de vreugde die dat oplevert.”
Maakbaarheidsdenken
Je hebt je ook regelmatig afgezet tegen het maakbaarheidsdenken in de maatschappij …
“Ja, het speelde al in de 80er jaren, maar nu nog meer. Ik verwijs naar de invloed van de radicaal-kapitalistische filosofe Ayn Rand op de politiek van Reagan en Thatcher. Het beheersingsdenken heeft, tegen alle realiteitszin in, de geest van de moderne mens in de ban gekregen. Alsof de combinatie van wetenschap, technologie en economie het paradijs op aarde kan tot stand brengen. Kijk vandaag maar naar de grote Tycoons in Silicon Valley zoals Musk of naar de opmars van het transhumanistische denken. Dat soort denken is compleet illusoir, utopisch; tegelijk is het dikwijls gekenmerkt door eigenbelang zonder oog voor de ander en de natuur. Geef mij dan maar het realisme van Spinoza, of het natuurdenken à la Spinoza zoals dat bijvoorbeeld in de ‘deep ecology’ van de Spinozist Arne Naess ontwikkeld wordt.”
“Maakbaarheid om in tijd van nood alle middelen, ook de technologie, in te zetten, dat is OK, maar het moeten middelen blijven. Het moeten geen doelen worden, die men ongeacht de mogelijke neveneffecten activistisch nastreeft. De medemens is bij Spinoza van centraal belang: “de mens is voor de mens een god”. De enkeling van Spinoza is geen egoïst. Het is een enkeling die andere enkelingen promoveert zodat ze samen op een hoger plan van leven geraken. De enkeling is ook bezorgd voor zoveel mogelijk veiligheid, vrede en vrijheid van de medeburgers, wat goed is zowel voor hemzelf als voor die medeburgers. Spinoza was echt een uitzonderlijke enkeling en tegelijk een sociaal bewogen mens.”
“Ja, het speelde al in de 80er jaren, maar nu nog meer. Ik verwijs naar de invloed van de radicaal-kapitalistische filosofe Ayn Rand op de politiek van Reagan en Thatcher. Het beheersingsdenken heeft, tegen alle realiteitszin in, de geest van de moderne mens in de ban gekregen. Alsof de combinatie van wetenschap, technologie en economie het paradijs op aarde kan tot stand brengen. Kijk vandaag maar naar de grote Tycoons in Silicon Valley zoals Musk of naar de opmars van het transhumanistische denken. Dat soort denken is compleet illusoir, utopisch; tegelijk is het dikwijls gekenmerkt door eigenbelang zonder oog voor de ander en de natuur. Geef mij dan maar het realisme van Spinoza, of het natuurdenken à la Spinoza zoals dat bijvoorbeeld in de ‘deep ecology’ van de Spinozist Arne Naess ontwikkeld wordt.”
“Maakbaarheid om in tijd van nood alle middelen, ook de technologie, in te zetten, dat is OK, maar het moeten middelen blijven. Het moeten geen doelen worden, die men ongeacht de mogelijke neveneffecten activistisch nastreeft. De medemens is bij Spinoza van centraal belang: “de mens is voor de mens een god”. De enkeling van Spinoza is geen egoïst. Het is een enkeling die andere enkelingen promoveert zodat ze samen op een hoger plan van leven geraken. De enkeling is ook bezorgd voor zoveel mogelijk veiligheid, vrede en vrijheid van de medeburgers, wat goed is zowel voor hemzelf als voor die medeburgers. Spinoza was echt een uitzonderlijke enkeling en tegelijk een sociaal bewogen mens.”
Dank je wel, Herman voor dit mooie gesprek!
------
Interview door Jan Mendrik, gecorrigeerd en aangevuld door Herman de Dijn
Datum interview: 27 mei 2025
Plaats: Leuven, thuis bij Herman de Dijn
De citaten uit de Ethica van Spinoza zijn volgens de vertaling van Henri Krop.
Downloadbare pdf van dit interview
[1] Herman de Dijn - Spinoza, The Way to Wisdom, blz. 76:
Betreffende de methode van de “logica” (een reflectie op “inborn tools”, die de “sophisticated tools” (zoals de geometrische methode van de Ethica) kunnen reveleren: “In order to make certain instruments, one always needs other instruments. … The answer is that people possess “inborn tools” which are the origin of ever more complicated and sophisticated tools.”
Betreffende de methode van de “logica” (een reflectie op “inborn tools”, die de “sophisticated tools” (zoals de geometrische methode van de Ethica) kunnen reveleren: “In order to make certain instruments, one always needs other instruments. … The answer is that people possess “inborn tools” which are the origin of ever more complicated and sophisticated tools.”
[2] Spinoza onderscheidt 3 soorten kennis: 1. Imaginatio, kennis van de eerste graad, dat is de verbeeldingskennis, geeft een vertekend beeld van de werkelijkheid; 2. Ratio, de rede, kennis van de tweede graad, de door rationeel denken ontwikkelde, objectieve kennis van mens en natuur; en 3. Scientia Intuitiva, de intuïtie, kennis van de derde graad, de hoogste vorm van inzicht in Gods wezen (en daarmee ook in je eigen wezen omdat je een onderdeel bent van de God-Natuur).
[3] Voor een precieze uiteenzetting van de beide vormen van ethiek (de rationele levensregels van Boek 4 en de meditatietechniek van Boek 5, zie Herman de Dijn - De andere Spinoza. De twee wegen naar het ware geluk (Deel II; Spinoza’s naturalistische ethiek en heilsleer in de Ethica).
[4] In E5P32 legt Spinoza uit hoe de kennis van de 3e graad en de intellectuele liefde tot God samenhangen:
“Wij verheugen ons over alles wat wij met de derde soort kennis kennen, en deze vreugde gaat samen met de idee van God als zijn oorzaak.
Bewijs: uit dit soort kennis ontstaat (volgens E5P27) de grootst mogelijke gemoedsrust: blijdschap (volgens definitie 25 van de hartstochten), samen met de idee van zichzelf, en dus (volgens E5P30) ook met de idee van God als haar oorzaak, q.e.d.
Bijkomende stelling: uit de derde soort kennis ontstaat noodzakelijk de verstandelijke (intellectuele) liefde tot God, want uit dit soort kennis ontstaat (volgens de vorige stelling) blijdschap samen met de idee van God als haar oorzaak, dat wil zeggen (volgens definitie 6 van de hartstochten) liefde tot God, niet in zoverre wij hem als aanwezig voorstellen (volgens E5P29), maar in zoverre wij begrijpen dat hij eeuwig is. Dat noem ik de verstandelijke (intellectuele) liefde tot God.”
“Wij verheugen ons over alles wat wij met de derde soort kennis kennen, en deze vreugde gaat samen met de idee van God als zijn oorzaak.
Bewijs: uit dit soort kennis ontstaat (volgens E5P27) de grootst mogelijke gemoedsrust: blijdschap (volgens definitie 25 van de hartstochten), samen met de idee van zichzelf, en dus (volgens E5P30) ook met de idee van God als haar oorzaak, q.e.d.
Bijkomende stelling: uit de derde soort kennis ontstaat noodzakelijk de verstandelijke (intellectuele) liefde tot God, want uit dit soort kennis ontstaat (volgens de vorige stelling) blijdschap samen met de idee van God als haar oorzaak, dat wil zeggen (volgens definitie 6 van de hartstochten) liefde tot God, niet in zoverre wij hem als aanwezig voorstellen (volgens E5P29), maar in zoverre wij begrijpen dat hij eeuwig is. Dat noem ik de verstandelijke (intellectuele) liefde tot God.”
[5] Uit het gedicht Begrip in Leo Vromans dichtbundel Dierbare ondeelbaarheid. Meer over dat spinozistische gedicht in Herman de Dijn, Spinoza: de doornen en de roos, blz. 160-161.
[6] Over Spinoza en Einstein en kosmische religiositeit, zie Herman de Dijn - Spinoza: de doornen en de roos, blz. 23-24.
[7] E4P45S
“… Een wijze geniet met mate smakelijk voedsel, aangename dranken, geuren, de lieflijkheid van uitbottende planten, sieraden en ontspant zich met muziek, spel, theater en dergelijke dingen waar ieder mens van kan genieten zonder een ander schade te doen…”
“… Een wijze geniet met mate smakelijk voedsel, aangename dranken, geuren, de lieflijkheid van uitbottende planten, sieraden en ontspant zich met muziek, spel, theater en dergelijke dingen waar ieder mens van kan genieten zonder een ander schade te doen…”
[8] E2P37-40
[9] Herman de Dijn - Rituelen, waarom we niet zonder kunnen, blz. 42:
“De confrontatie met het wonder leidt gewoonlijk helemaal niet (zeker niet noodzakelijk) tot de formulering van een cognitief probleem, wel tot een affectieve reactie. De verwondering uit zich, zoals Nabokov zegt, “in een glimlach waarmee we bijvoorbeeld de regenboog en de roos begroeten”. … Alles wijst erop dat wonder en verwondering een eigen categorie en domein vormen, en niet een tekort of een voorafschaduwing van iets anders zijn. Wonderen zijn betekenissen (beelden en verbeeldingen) die niet primair tot ons spreken in de zin van overbrengen van gegevens, maar ons veeleer aan-spreken, relevantie hebben. Ze behoren niet tot het domein van de informatie, ze behoren tot het domein van de contemplatie. Ze zijn geen object van communicatie, ze vereisen voor het overbrengen ervan of het gevoelig maken ervoor bij anderen een conversatie, gericht niet op mededeling, maar op participatie in de contemplatie.”
“De confrontatie met het wonder leidt gewoonlijk helemaal niet (zeker niet noodzakelijk) tot de formulering van een cognitief probleem, wel tot een affectieve reactie. De verwondering uit zich, zoals Nabokov zegt, “in een glimlach waarmee we bijvoorbeeld de regenboog en de roos begroeten”. … Alles wijst erop dat wonder en verwondering een eigen categorie en domein vormen, en niet een tekort of een voorafschaduwing van iets anders zijn. Wonderen zijn betekenissen (beelden en verbeeldingen) die niet primair tot ons spreken in de zin van overbrengen van gegevens, maar ons veeleer aan-spreken, relevantie hebben. Ze behoren niet tot het domein van de informatie, ze behoren tot het domein van de contemplatie. Ze zijn geen object van communicatie, ze vereisen voor het overbrengen ervan of het gevoelig maken ervoor bij anderen een conversatie, gericht niet op mededeling, maar op participatie in de contemplatie.”
[10] De politieke filosofie van Spinoza verschilt dan ook grondig van deze van de christelijke humanist-utopist Franciscus Van den Enden; zie Herman de Dijn - “Van de Enden is niet het meesterbrein achter Spinoza. Spinoza’s uitzonderingspositie herbevestigd”, Tijdschrift voor Filosofie 85:3 (2023), 311-333.
[12] E5Voorwoord:
“… Volgens de Stoïcijnen echter zijn de hartstochten volstrekt van onze wil afhankelijk en hebben wij hen volstrekt in onze macht. De ervaringen en niet de beginselen dwongen hen echter tot de erkenning dat voor het remmen en matigen van de hartstochten veel inspannende oefeningen nodig waren…”
[13] Zie Herman de Dijn - Rituelen: waarom we niet zonder kunnen (zesde druk, 2023), blz. 95-99.
[14] Herman de Dijn - Promise and Ritual: profane and sacred symbols in Hume’s philosophy of religion, Journal of Scottish Philosophy 1:1 (2003), 57-67.
https://www.researchgate.net/publication/253367667_Promise_and_Ritual_Profane_and_Sacred_Symbols_in_Hume's_Philosophy_of_Religion
https://www.researchgate.net/publication/253367667_Promise_and_Ritual_Profane_and_Sacred_Symbols_in_Hume's_Philosophy_of_Religion
0
beoordelingen